De jaarlijks terugkerende bermen vol knalgele waaiers van kniehoog Boerenwormkruid lijken een ode aan mijn vader. In juli 1989 verliet hij het aardse leven. Hij was met mijn moeder op fietsvakantie nabij Osnabrück, waar hij overleed aan een beroerte. Op de laatste foto die daar van hem is gemaakt, straalt hij vooral levenslust uit. Hij fietst in korte spijkerbroek en in zijn blote bast door de landerijen. Zijn verlamde hand in een knuist en niet aan het stuur, zijn ranke been met klompvoet, zijn dichte schoenen met sokken en onder zijn pet een big smile in een gezicht vol met rimpeltjes. God wat hield ik van die man, denk ik elke keer als ik die foto tegenkom.
Drie jaar eerder had hij ook een beroerte gehad, sindsdien had hij afasie en was hij halfzijdig verlamd. Een prater was hij eigenlijk niet, liefst hield hij zich bezig met houtdraaien of vissen of een potje kaarten. Als schoolmeester had hij al genoeg gepraat. Hij schikte zich en ontdekte wat hij nog wel kon, zoals schilderen met links of tafeltennis. Hij werkte aan zijn herstel, maar het praten herstelde zich nauwelijks. Wat ook gebeurde was dat zijn hart wagenwijd open ging staan, en voor het eerst had ik het gevoel dat we alles konden delen samen, er zat niets meer tussen, we hadden ook helemaal geen woorden meer nodig.
Ik herinner me hoe we arm in arm de walkant af rommelden om op het ijs te komen van het Spooksingel. We zongen liedjes, terwijl we samen strompelend over het ijs schoven, hij riep af en toe ook wat en neuriede mee. We hadden dikke pret. Ik had in een schriftje smileys gemaakt zodat hij kon aanwijzen wat hij voelde. Vaak deden we vingergymnastiek om die hand weer in beweging te krijgen. Ik hield een dagboek bij om zijn vorderingen bij te houden.
Drie jaar later op een zomerse dag in juli zocht hij verkoeling in een meertje tijdens die fietsvakantie van de foto. Uit het water ging hij op een bankje zitten en zeeg ineen. Mijn moeder wist gelijk dat het mis was, nog zo’n klap zou hij niet meer te boven komen. Hij was 57 jaar.
Vanuit Nederland zijn we afgereisd naar Osnabrück. Wat ik me vooral herinner zijn die eindeloze stroken gele bloemen langs de snelweg. Mijn moeder was ontredderd, ze waren al 40 jaar samen.
Mijn vader lag in het mortuarium, ze hadden zijn la eruit gehaald, begreep ik later. Waarom word je hier niet even op voorbereid? De herinnering aan de schrik toen ik zijn vertrouwde maar nu ijskoude lichaam aanraakte zal me altijd bijblijven. We lieten mijn moeder daar alleen achter, dat wilde ze zo. Op de terugweg naar Nederland realiseerde ik me pas dat ik mijn lieve, gekke, bijzondere vader kwijt was. De gele bloemen in de berm trokken zich er niets van aan, die stonden nog net zo wild te bloeien. In mijn hart is hij nog altijd bij me en ook in mijn werk voor Atelier Alewijn.
Dag pap, zwaai je nog even naar me van daarboven?
Wat een prachtige herinnering aan je vader, Marijke om altijd te blijven koesteren! Dikke kus, je nicht Marian